Cameratoezicht op de werkplek

Cameratoezicht op de werkplek, om bijvoorbeeld diefstal of vernieling te voorkomen, komt steeds vaker voor. Dit kan een inbreuk op de privacy van werknemers vormen. Daarom moet cameratoezicht aan diverse voorwaarden voldoen.

Het belang van de werkgever bij cameratoezicht moet altijd afgewogen worden tegen het belang dat  werknemers hebben bij privacy. Bij een juwelier zal het belang van de werkgever eerder voor gaan dan bijvoorbeeld in een kantoor of een theater.

Er moet een gerechtvaardigd belang zijn voor het cameratoezicht, zoals veiligheid en bewaking. Het moet onderdeel zijn van een pakket van veiligheidsmaatregelen. Als camera’s op de werkplek geplaatst worden, dient de werkgever de werknemers daarover vooraf te informeren.

Een regeling voor cameratoezicht moet worden goedgekeurd door de Ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging. In die regeling wordt bepaald waarom er wordt gefilmd, wie toegang heeft tot de opnames en hoe lang die worden bewaard. Die regels moeten dan ook worden nageleefd.

Het doel van het cameratoezicht moet dus duidelijk zijn en de beelden mogen alleen voor dat doel gebruikt worden. Als het doel beveiliging is, mogen de beelden niet gebruikt worden om het functioneren van de werknemers te controleren. De beelden van een camera die de achterdeur filmt om inbraak te voorkomen, mogen door de werkgever niet worden ingezet om een werknemer aan te spreken op te veel rookpauzes.

Verborgen camera’s mogen alleen worden ingezet in uitzonderlijke gevallen, zoals concrete verdenking van fraude of diefstal, en dat mag alleen tijdelijk. De werknemers die zijn opgenomen moeten achteraf alsnog geïnformeerd worden. Stiekem filmen van medewerkers voor bijvoorbeeld trainingsdoeleinden is dus niet toegestaan.